
In dit blog neemt Jesse je mee in zijn werk als beleidsonderzoeker en adviseur bij Enneüs. Al weer heel wat jaren houdt hij zich bezig met het uitvoeren van onafhankelijk rekenkamer onderzoek. In die tijd heeft hij van dichtbij gezien hoe de positie van rekenkamers is veranderd, en welke impact die ontwikkelingen hebben op de manier waarop gemeenteraden hun controlerende taak kunnen uitvoeren. Hij deelt zijn ervaringen, schetst de recente verschuivingen in wet- en regelgeving en laat zien waarom voldoende budget en onafhankelijkheid cruciaal zijn voor sterke, slagvaardige rekenkamers.
Controle als fundament van het dualisme
Sinds ruim zes jaar houd ik me als onderzoeker en adviseur actief bezig met rekenkamer onderzoek. Voor een belangrijk deel onderzoek ik vraagstukken binnen het sociaal domein, in enkele gevallen ook daarbuiten. De rekenkamers (en voorheen ook rekenkamercommissies) vervullen een cruciale rol in het ondersteunen van gemeenteraden, primair in hun controlerende rol en zijn daarmee fundamenteel voor het handen en voeten geven aan dualisme. Aan de hand van de drieslag doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid, ondersteunen zij de raad in het controleren van het bestuur.
In de afgelopen jaren heb ik de positie van de rekenkamer zien veranderen. De meest recente ontwikkeling, de invoering van de Wet Versterking decentrale rekenkamers (Wvdr) heeft behoorlijke impact gehad op de formatie van rekenkamers. Rekenkamercommissies waarin raadsleden zitting konden nemen zijn passé waarmee rekenkamers op meer afstand van de politieke arena komen te staan. Deze beweging moest de kwaliteit van onderzoek versterken.
Slagkracht vereist middelen
Om dit te bewerkstelligen is echter wel slagkracht nodig. Slagkracht begint bij budget. In de periode 2020-2024 is het gemiddelde bedrag per inwoner dat beschikbaar wordt gesteld aan de gemeentelijk rekenkamer, ondanks grote verschillen tussen gemeenten, gestegen met €0,03 naar €1,33; een stijging van 2,3%. Ter vergelijk: de algehele inflatie bedroeg in diezelfde periode 22,2%. Dit bedrag ontstijgt slechts minimaal de ‘euro per inwoner’ die in de begindagen van de lokale rekenkamer als vuistregel werd gehanteerd, terwijl het takenpakket van gemeenten alsook de middelen uit het gemeentefonds fors zijn gegroeid. Ook het Ministerie BZK concludeerde dat voor een ‘redelijk budget’, met name bij kleine gemeenten, ruim meer dan €1,33 nodig is.
Gemeenteraden hebben de verantwoordelijkheid en vrijheid om het budget voor rekenkamerondersteuning vast te stellen. Artikel 81j van de Gemeentewet schrijft voor: “De raad stelt, na overleg met de rekenkamer, de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden”. Nu steeds meer gemeenten in aanloop naar het ravijnjaar de begroting niet rond dreigen te krijgen kan het voor raden verleidelijk zijn om opnieuw de geldkraan van rekenkamers verder dicht te draaien, zoals dit ook in de aanloop naar de decentralisatie van de zorgtaken is gebeurd.
Zonder middelen geen versterking: het belang van investeren
Bij de behandeling van de Wvdr in de Eerste Kamer werd door een senator genoemd: om daadwerkelijk te komen tot versterkte decentrale rekenkamers te krijgen, is naast een onafhankelijke samenstelling ook voldoende budget nodig. Dit is de spijker op zijn kop. Beperkte budgetten ondermijnen de slagkracht van de rekenkamer en daarmee de waardevolle en noodzakelijke bijdrage aan het dualisme.
Al langer gaan er stemmen op, onder meer van de Vereniging van Rekenkamers en VNG, om normbudgetten in te stellen of budget te koppelen aan het gemeentefonds. Zolang hier nog geen sprake van is, blijft de raad aan zet. Op zijn best is deze blog dan ook een oproep aan raadsleden om rekenkamers niet te laten verschralen en juist te investeren. Gedegen en onafhankelijk rekenkamer onderzoek is nodig, zodat de raad een goede waakhondfunctie kan vervullen.